Print zonder afbeeldingen | Print met afbeeldingen
‘OSTALGIE’ IN MONNICKENDAM
Haagse Courant, 23 september 2001
Aad Wagenaar
Het verleden is nog jong in Oost-Duitsland. Toch zijn de tastbare herinneringen aan de gewezen heilstaat in hoog tempo zeldzaam aan het worden. Vandaar dat het nu al tijd bleek voor een museum, waar de prullaria van de onvriendelijke preciesheid een onderkomen vinden in de garage van Friso de Zeeuw.
In 1985 overschreed Friso de Zeeuw in het centrum van Berlijn voor het eerst de zwaarbewaakte grens tussen het westelijk en oostelijk stadsdeel. Na een kille en vijandig aandoende inspectie van zijn paspoort en toeristenvisum in het grensstation Friedrichstrasse mocht hij een trap op en het gebouw uit en stond hij in de hoofdstad van de Duitse Democratische Republiek, een compleet andere wereld. De kennismaking was het begin van een fascinatie die De Zeeuw bevangen houdt tot op de dag van vandaag, bijna tien jaar na de opheffing van de DDR. De Zeeuw heeft de verloren wereld van het reëel existerende socialisme in de toenmalige boeren- en arbeidersstaat zelfs bij zich in huis genomen: in de royale garage van zijn mooie woning in Monnickendam prijken in vitrines de aandenkens aan de veertig jaar dat, onder welwillend toezicht van de Sovjet-Unie,’ het communisme regeerde in Oost-Duitsland ‘ Er is propagandamateriaal te zien, vanwege het regime , verstrekte huis-, tuin- en keukenprullaria, door ‘volkseigen’ bedrijven gefabriceerde consumentenartikelen, maar ook boekwerkjes met grimmige aanwijzingen hoe om te gaan met tegenstanders van de leer, mensen die de DDR en de eenheidspartij SED bekritiseerden of in diskrediet brachten en soms, het ergst van al, over de Muur naar het kapitalistische westen wilden vluchten.
Gegroepeerd
Vorige week is het DDR-museum in Monnickendam officieel toegankelijk geworden voor het publiek. Hoewel, toegankelijk? Friso de Zeeuw en zijn vrouw Thea moeten er niet aan denken elke dag bezoekers over de vloer te krijgen. Op de precieze openstelling van hun museumpje beraden ze zich nog; waarschijnlijk zullen belangstellenden zich straks eerst moeten aanmelden waarna ze gegroepeerd op bepaalde zater- en zondagen welkom zijn. “Voorlopig is voor ons het belangrijkst dat het museum er is, zodat de collectie een plaats heeft en niet langer een her én der slingerende verzameling van ongeordende spulletjes is. Ook stelt het me gerust dat we nu een stichting hebben die over het behoud waakt”, zegt Friso de Zeeuw.
West-Berlijn
De 48-jarige De Zeeuw is directeur van het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten, een functie na een deels politieke loopbaan waarin hij onder meer vijf jaar gedeputeerde van de provincie Noord-Holland was. Zijn eerste bezoek aan Berlijn bracht hij in 1985 toen hij als Amsterdams gemeenteambtenaar belast was met de opzet van de deelgemeenten. De Zeeuw ging eens kijken hoe men het er dienaangaande in West-Berlijn vanaf bracht en benutte zijn studiebezoek voor een uitstapje naar het oosten van de stad. ‘Ik werd verrast door de ingewikkeldheid, de preciesheid en onvriendelijkheid waarmee de Oost-Duitse staat je verwelkomden, herinnert hij zich, ‘en eenmaal op straat in Oost-Berlijn viel die soberheid en grauwheid op, de geur Van bruinkool – en natuurlijk ook die uitingen, op pleinen en aan de gevels van hoe geweldig het regime toch was, hoeveel vrede en welvaart de heilsleer aan de DDR had gebracht, en wat een grote vrienden de Russen waren. Het was een wereld die zo ver en vreemd aan de onze was – maar tegelijk was het In feite vlak om de hoek. Ik was niet In Moskou maar op hooguit een uur of zes rijden van mijn huis in Holland’. Spoedig na de kennismaking was Friso de Zeeuw terug in Berlijn, nu met zijn vrouw Thea die net zo’n instantfascinatie voor de hoofdstad van de DDR ervoer als hij de eerste keer. Van volgende bezoeken namen ze souveniertjes mee naar huis maar het grote verzamelen begon toch pas na de val van de Muur. In december 1989 stonden Friso en Thea de Zeeuw op de grens bij Unter den Linden naast andere ‘Mauérspechte’ met van huis meegenomen hamertjes stukjes beton uit de Muur te tikken.
Markt
Bij een volgend bezoek bleek het plein van de Brandenburger Tor een markt geworden van handelaren die allerlei spullen van de vergane Glorie te koop hadden: Oost-Duitse en Russische medailles, erediploma’s, uniformen van de Volksarmee, boeken, platen. “Je kon er álles krijgen”, weet De Zeeuw nog, ‘er was in Oost-Duitsland een revolutie gaande en als altijd gaan mensen er dan met spullen vandoor, die opeens hun betekenis verloren hebben. Dingen die toch als iconen van de DDR en van het communisme gegolden hadden, waren van de ene op de andere dag waardeloos geworden en lagen nu letterlijk op straat”. Toen na de Duitse hereniging in 1900 de Volksarmee werd afgeschaft, werden tienduizenden uniformen en uitrustingsstukken gedumpt. In Berlijn zijn die ook nu nog volop te koop, net als authentieke Russische soldatenbontmutsen met rode ster. Wat medailles aangaat, moet volgens De Zeeuw echter worden opgepast: de meeste die nu worden aangeboden zijn nieuw. Het blijkt namelijk dat de Oost-Duitse medaillefabriek na de Wende gewoon is doorgegaan met de productie.
Stasi-archief
De Zeeuw kocht en zijn verzameling groeide. In de jaren die volgden, reisde het echtpaar steeds drie tot vier keer naar Berlijn, waar het inmiddels ook de weg wist naar vlooienmarktjes en rommelwinkeltjes in het oosten (‘Stiefbeen-zaakjes’) waar altijd wel iets van zijn gading te krijgen was. “Ik was me gaandeweg ook flink gaan verdiepen in hoe die DDR had gefunctioneerd”, zegt De Zeeuw, “ik wilde weten wat er achter die bordkartonnen werkelijkheid was schuilgegaan, hoe de burgers zich hadden gered In die staatseconomie en dat constante, door de Stasi aangezette beloeren van elkaar. Na de Wende is 160 strekkende kilometer Stasi-archief aangetroffen”. Thuis in Monnickendam nam ook het boekenbezit toe. Bij de aanschaf van de DDR-parafernalia werd De Zeeuw echter steeds kieskeuriger. “Het ging ons niet meer zozeer om allerlei propagandistische ‘uitingen van het regime als wel om dagelijkse gebruiksvoorwerpen. Daarvoor moest je ook naar kringloopwinkels toe, waar ze afgedankte en soms opgeknapte spulletjes uit de DDR-jaren hadden. We kregen trouwens ook kennissen daar die ons dingen gaven. Het praten met ze werd al maar belangrijker voor me. De verhalen die ik hoorde, heb ik in mijn hoofd opgeslagen, daar doe ik misschien nog eens iets mee”. Zo’n twee jaar geleden stelde D Zeeuw zich de vraag wat hij nu eigenlijk wilde met zijn DDR-verzameling. “Ga ik verder en worden mijn kasten steeds voller, stop ik met het verzamelen of zal ik er seriéus werk van maken? Ik merkte dat ik soms in mijn bed lag te woelen over de toekomst van de dingen: wat zouden mijn erfgenamen er later mee doen? De deur uit, die spullen? Naar de hoogste bieder of gewoon bij het huisvuil?” Friso en Thea de Zeeuw besloten de collectie veilig te stellen door haar in een stichting onder te brengen.’ Ze verhuisden een paar honderd meter in hun Monnickendamse buitenwijk naar een huis met een grote garage en richtten die in tot museum. Er werden ongeveer vijfhonderd artikelen uitgekozen, gerubriceerd, van een toelichting voorzien en in een tiental vitrines uitgestald. Herinneringen aan het Palast der Republik, Oost-Duits aardewerk, Karo-sigaretten, volkseigene koffiefilters, partijlidmaatschapboekjes, uniformpjes van de politieke padvinderij FDJ, het plakboek van een naar Rosa Luxemburg vernoemde vrouwelijke bedrijfsbrigade waarin kameraad Schramm meldt dat ze in het weekeinde een rede van Erich Honnecker moet bestuderen.
Koffertje
Veel aandoenlijke memorabilia in de vitrines maar ook grimmige en kille souvenirs als een boekje van de Grenzpolizei met het beruchte schietgebod bij illegale grensoverschrijding. Een bijzonder museumstuk is het koffertje van een ambulante DDR-grensbeambte die de trein doorging met zijn stempels, verschillende soorten visa, een infraroodlamp en een boekje over falsificaties en met zijn gecontroleer de reizigers uit en naar het westen stuipen van onmacht bezorgde. Tien jaar geleden nog maar. Een groot deel van het toenmalige Oost-Berlijn heet tegenwoordig Mitte en is het echte centrum van de Duitse hoofdstad. Om het fenomeen Berlijn nog vaker en betrokkener te kunnen beleven, heeft het echtpaar De Zeeuw enkele maanden geleden een appartementje gekocht in het Scheunenviertel, tien minuten lopen ‘van de Alexanderplatz. Soms laten ze zich in die buurt onderdopen in de er nogal overheersende ‘Ostalgie’, weemoed over het met de val van de Muur verdwenen en verlorene. Af en toe is er ergens een disco met louter popmuziek uit de DDR-tijd. Hoogtepunt van de avond is steevast het moment dat de feesten en partijen afwerkende dubbelganger van Honnecker binnentreedt en aan de draaft tafel gaat zitten om wat deuntjes van weleer aan elkaar te praten.