Print zonder afbeeldingen Print zonder afbeeldingen | Print met afbeeldingen

‘Sorry’- een moeilijke waarheid

door Anja Fricke

Konden de voormalige leiders van de DDR ruimhartig hun verontschuldigingen aanbieden voor hun wandaden jegens de bevolking? Deze vraag houdt Anja Fricke bezig. Lees haar artikel, gepubliceerd in het Vlaamse literair tijdsschrift Streven (sept./okt 2018).

Download het artikel in PDF (1MB)

 


 

Nu pas weet ik waarom ik steeds opnieuw met hoop en verwachting de boeken lees van vooraanstaande leiders uit de voormalige DDR. Of het nu gaat om het boek van Honecker, van zijn vrouw Margot, van Schalck-Go-lodkowski, van Keβler of van Schabowski, ik hoop telkens dat zij tot het inzicht zijn gekomen dat het kapitalisme beter is. Ik hoop dat zij tot het inzicht zijn gekomen dat zij fatale fouten hebben gemaakt. Want ik hoop dat de inwoners van de voormalige DDR mogen groeien door het kunnen verwerken van het verleden. Nu gebeurt dit verwerken ook. Maar met een sprongetje zoals bij het plakken van een cassettebandje. Nooit een soepele overgang, hoe goed je het ook plakt.

In de boeken die het voormalige staatshoofd van de DDR Erich Honecker en zijn vrouw Margot Honecker na 1989 schreven, staat nergens ‘sorry’. Ze beweerden tot aan hun dood dat het socialisme de mens redt. Dat de DDR fantastisch was voor haar burgers en er alles aan heeft gedaan om die burgers tevreden te stellen. Het laatste is gelukt. De burgers van de DDR zijn tevreden geworden – door de Muur ten val ten brengen. Graag had ik daarbij ook ‘sorry’ gelezen vanwege de moeizame integratie in het Westen, met zijn kapitalisme. Graag had ik ook gehoord dat de toekomst niet gemakkelijk is omdat de leiders van de DDR er een bende van hebben gemaakt. Graag had ik iets gehoord over wat ze hun eigen volk hebben aangedaan en dat ze er de verantwoordelijkheid voor nemen. Dat het normaal is om als afgezette dictator een gevangenisstraf te aanvaarden. Dit laatste is na 1989 mijn hersenschim geworden. Mijn gevecht, en dat van 16 miljoen voormalige Oost-Duitsers. En dan heb ik nog gemakkelijk praten, ik heb geen lichamelijke klachten overgehouden aan de DDR (hoewel ik dat met mijn atletiekachtergrond niet zeker weet). Wel heb ik geestelijk letsel.

Pas in Nederland heb ik sorry leren kennen, zeggen, ervaren en waarderen. Hoe moeilijk en onaangenaam dat ook kan zijn. Bijna dertig jaar na 1989 mis ik bij leiders uit de voormalige DDR het soort sorry waarbij je de schuld van degene die het zegt tot in je botten voelt. Ik mis de moeilijke worsteling met de waarheid bij de voormalige leiders van de DDR die er nog zijn. Het schuldbesef dat je zo raakt dat je jezelf welhaast schuldig voelt, waardoor je tegen de ander zegt ‘gee niks, had mij ook kunnen gebeuren’. In het vocabulaire van de DDR is dit woord met alle bijhorende emoties uitgewist. Net zoals er in de Sovjet-Unie ook geen sorry bestond, en zeker voor 1989 alles ‘perfect’ en ‘positief ’ was geregeld. Er bestonden geen hongersnoden en er was geen gebrek aan producten of geen verbod op vrij reizen…. In Noord-Korea zie je nu nog hetzelfde. Sorry is een westerse zwakheid die men zich daar niet kan veroorloven tegenover het volk. Hoezo, sorry dat we kampen hebben en jullie vermoorden om niets… Het ergste aan totalitaire systemen is het uitsluiten van de mogelijkheid van het maken van vrije keuzes, waardoor de keuze sorry te zeggen domweg niet bestaat.

SORRY! WALTER JANKA, EEN KOESTLER-VERHAAL UIT DE DDR
Uit Darkness at Noon (1940) van Arthur Koestler: ‘De motieven van het individu deden er voor haar niet toe. Zijn geweten deed er voor haar niet toe, en evenmin wat er omging in zijn hoofd en hart. De Partij kende maar één misdaad: afwijken van de koers die was uitgezet; en maar één straf: de doodstraf.’1 Dit is een uitspraak van Rubaschov in de roman van Koestler. Rubaschov is een fictief personage, maar is deels geïnspireerd op de eigen ervaringen van Koestler met het communisme en met de Sovjet-Unie (1932–1933). Door de ogen van communist Rubaschov gee Koestler een beschrijving van de gang van zaken en de redeneringen tijdens de showprocessen die in Rusland werden gevoerd in de periode 1936–1938. Stalin rekende in deze processen af met elke mogelijke interne mededinger naar de macht, ten koste van honderdduizenden doden.

Wat Walter Janka (1914–1994) overkwam is vergelijkbaar met het lot van de fictieve Rubaschov uit de roman van Koestler. Ook Janka was een persoon van aanzien en een overtuigd communist.2 Hij beschrijft zijn proces, en alles eromheen, in Schwierigkeiten mit der Wahrheit (1990), overigens zonder zijn verhaal met de roman van Koestler te vergelijken. Maar de beschreven subtiliteiten van de staat en haar dienaren die Janka uit het zicht lieten verdwijnen, lezen als een roman die een zure, moeilijke waarheid beschrijft. Waarbij Rubaschov maar ook Janka zich op sommige momenten in hun leven als communist niet altijd netjes gedroegen.

Janka was vanaf 1950 plaatsvervangend directeur van de uitgeverij ‘Aufbau-Verlag’. In deze functie was hij ervoor verantwoordelijk dat de bevolking korte tijd enigszins kritische geluiden mocht lezen. De uitgeverij richtte zich op het humanistische erfgoed van Duitse Exil-literatuur, op antifascistische literatuur en later kwamen daar delen van de klassieke wereldliteratuur en de Oost-Europese literatuur bij. Ook was Janka betrokken bij het ver lmen van de roman Buddenbrooks van Thomas Mann, samen met de Oost-Duitse DEFA (Deutsche Film-Aktiengesellscha ) en West-Duitse lmorganisaties. Een veelbelovende carrière lag voor hem. Alleen, hij werd het slachto er van een proces. Van buiten gezien leek hij weliswaar een prachtige carrière te maken binnen de toenmalige elite en in de politiek binnen de SED (Sozialistische Einheitspartei Deutschland). Maar intern was hij de verliezer, zonder dat hij dit doorhad. Naar buiten toe leek Janka succesvol omdat hij in 1933 werd opgepakt door de nazi’s vanwege zijn communistische activiteiten. Hij werd veroordeeld voor hoogverraad, kwam in Bautzen in de gevangenis en werd vervolgens, na anderhalf jaar, opgesloten in het concentratiekamp Sachsenburg. Na zijn vrijlating werd hij het land uitgezet en ging hij naar Spanje, waar hij in 1936 meevocht met de Karl-Marx-Divisie. Na een zware verwonding kwam hij terecht op de militaire academie in Moskou. Ook vervulde hij een positie in Mexico. Tijdens zijn omzwervingen sloot hij veel vriendschappen en legde hij contacten die voor hem als communist in de nazi-tijd nuttig waren.

Walter Janka werd in juli 1957 in Oost-Berlijn bij een showproces veroordeeld voor contrarevolutionaire activiteiten, vanwege zijn relatie met en hulp aan de ‘contrarevolutionair’ Georg Lukács. Janka zou deze minister van Cultuur in de regering-Nagy van het in 1956 tegen de Sovjet-Unie in opstand gekomen Hongarije naar de DDR hebben gesmokkeld om hem in veiligheid te brengen. Janka zou dit hebben gedaan in samenwerking met de bevriende DDR-minister van Cultuur Johannes R. Becher, dichter van onder meer de tekst van het Oost-Duitse volkslied, en met de bevriende auteur Anna Seghers. Anders dan gebruikelijk3 bekende Janka niet. En in tegenstelling tot Rubaschov overleefde Janka, maar met het leven zoals hij dat tot aan het proces leidde en met zijn carrière was het na zijn veroordeling gedaan. En Janka’s vrienden werden in het rechtsproces tegen Janka gedwongen tegen hem te pleitten. Zijn toenmalige vriend Harich was er een van. De vriendschap tussen deze twee kwam dan ook nooit meer goed. Ook Harich schreef een boek over zijn showproces in 1993. Je ziet dat het niet goed gaat tussen die twee aan de titel van Harichs boek Keine Schwierigkeiten mit der Wahrheit. Ook kwam Janka niet vrij door de amnestiewet van 1959 op de tiende verjaardag van de DDR. Maar in 1960 kwam hij vroegtijdig vrij door onder meer de druk van bevriende schrijvers uit het Westen zowel als uit het Oosten. Deze vrienden hielpen hem ook aan een inkomen door hem synchronisatiewerkzaamheden in de lmwereld of werk als vertaler te geven. Zijn pensioen ontving hij pas in 1972. Toch ontving Janka op 1 mei 1989 de ‘Vaterländische Verdienstorden’, in goud: ‘Als erkenning voor buitengewone verdiensten bij de opbouw en ontwikkeling van de socialistische maatschappij in de Duitse Democratische Republiek’. Dit was vanuit de toenmalige DDR bedoeld als rehabilitatie. Maar de veroordeling van Janka werd niet genoemd, evenmin als zijn werk bij de uitgeverij, en ook kreeg hij geen vergoeding voor de in de gevangenschap doorgebrachte tijd. En zoals zoveel anderen bleef hij uit de partij uitgestoten, alsof hij er nooit lid van was geweest. Het was dan ook niet voor niets dat Janka zijn boek in 1989 Schwierigkeiten mit der Wahrheit (‘Moeilijkheden met de waarheid’) noemde en het onderbracht bij een uitgeverij in West-Duitsland, Rowohlt. In oktober 1989 verscheen het. In Oost-Duitsland, dat toen nog maar een paar maanden zou bestaan, verkocht zijn boek fenomenaal. Ik gebruik zelf de druk van het 54.000ste tot het 73.000ste exemplaar uit januari 1990. Het boek was niet aan te slepen, blijkbaar. Waarschijnlijk herkenden heel veel DDR-burgers zich in het verhaal van Janka. In een publieke zitting op 4 en 5 januari 1990 van het opperste gerechtshof van de DDR werd zijn veroordeling herroepen.

SHOWPROCESSEN EN ONTERECHTE VEROORDELINGEN
Showprocessen zijn niet weg te denken uit totalitaire staten zoals de DDR en Sovjet-Unie. Dat is de ultieme legitimiteit vanuit de staat tegenover zijn burgers. Hier zet ik enkele van de bekendste naoorlogse onterechte veroordelingen in de Russische invloedssfeer op een rij:

• De processen in Waldheim van 21 april tot 29 juni 1950. In die 10 weken werden 3.442 mensen veroordeeld wegens betrokkenheid bij de misdaden van de nazi’s, van wie er 60 nog kinderen waren bij gevangenneming, de jongste was in 1931 geboren. Het proces duurde voor elke aangeklaagde maar enkele minuten. Politiemannen wurgden de 23 terdoodveroordeelden omdat er geen bevoegde beul te vinden was.

• Het Slánský proces in 1951. Slánský was secretaris-generaal van de communistische partij in Tsjechoslowakije. Hij werd met 13 anderen terechtgesteld. 11 van hen waren Joods. Zij werden beschuldigd van titoïsme, zionisme en nationaalcommunisme.

• Het Dokterscomplot in 1952–1953 in de Sovjet-Unie. Artsen werden hier veroordeeld omdat ze middels een complot de Russische leiders zouden willen vermoorden. De artsen waren van Joodse afkomst en hun daad jegens Stalin werd zo dan ook verkocht.

• Het Globke-proces uit 1963. Dit was een echte show, vooral omdat Globke zelf niet aanwezig was. Hij was bij het oordeel in de BRD en hij was vertrouweling van Adenauer. Hij werd in de DDR bij verstek veroordeeld vanwege zijn nationaalsocialistische verleden.

Vaak waren de processen klein maar brachten ze grote gevolgen met zich mee. Het wrange is dat de voormalige burgers van de DDR een gevoel van ‘schuldig zijn’ uit de DDR-tijd hebben overgehouden. Daar is nooit iets mee gedaan. Er is ook niet nagedacht over welke gevolgen het heeft, opeens samen in één Duitsland te wonen dat een totaal ander economisch, sociaal en politiek systeem heeft. Vanuit het Westen keek men voornamelijk naar het economische aspect. En vanuit het Oosten voornamelijk naar het sociale aspect.

Het sociale aspect, daar werd vooral ‘werk’ mee bedoeld. Er is ook niet nagedacht over de in het verleden aangerichte schade bij mensen. Bijvoorbeeld dat uit onderzoek blijkt dat de West-Duitser vrijheid boven gelijkheid verkiest en de Oost-Duitser gelijkheid boven vrijheid.4 Wat de DDR haar burgers heeft aangedaan, is diep verankerd. Dit begon al bij de opvoeding van de kinderen in de crèche en op school.

De politici uit de voormalige DDR gaven, en geven, niet toe dat er grote fouten zijn gemaakt, of dat ze soms fout waren. Ze kenden geen moeilijkheden met de waarheid. Ze hadden hooguit na 1989 moeilijkheden met rechters die (op hun beurt) moeilijkheden hadden met hun ‘waarheid’. Goedmakertjes, zoals schadevergoedingen, zijn daarom niet van blijvende waarde. En hier bedoel ik dat de pleisters voor gewone inwoners uit de DDR, die toch al kleiner uitvielen dan die voor de elite, pleistertjes zijn die een geamputeerd verleden geenszins bedekken, laat staan genezen.

Mijn oom heeft die pleister niet aangenomen. Ook hij werd speelbal van een showproces, maar niet op volwassen leeftijd. Nee, je moet al bij de kinderen en de jeugd beginnen, vond de leiding van de DDR. Mijn oom was principieel en een puber, een gewone puber in een moeilijke fase. Hij was een kritische geest en handelde ernaar, dat doen sommige veertienjarigen nu eenmaal. Hij week af, van de leer van de staat en van de praktijken in het onderwijs, en voldeed daarmee niet aan de verwachtingen en de eisen. Dit escaleerde. Hij droeg, zoals Janka en vele anderen, de consequenties bij een showproces. Want mijn oom werd heropgevoed. Als veertienjarige jongen werd hij veroordeeld tot 21 maanden jeugdgevangenis, in de zwaarste jeugdgevangenis in de DDR, Gräfentonna-Kettenburg. Dit is een middel-eeuwse waterburcht met muren die tot zes meter dik zijn. In dit tuchthuis gevangen zitten betekende acht uur werken, elk kwartaal de ouders niet meer dan enkele uren zien, en afranselingen. Ook voor kinderen. De littekens zijn nog zichtbaar op zijn rug. Want in het gezicht slaan deed men niet in de DDR, dan was immers al te duidelijk te zien wat de staat bedoelde met heropvoeding. Dus dan maar op de rug van de socialistische arbeider in wording.

Het showproces van mijn oom werd gehouden voor drie voltallige klassen van zijn school. Voor hen was dit bedoeld als waarschuwing voor wat er met zelfdenkende veertienjarigen gebeurt. Geen van de kinderen ontbrak in de rechtszaal. Mijn oom werd er veroordeeld vanwege inbraak, bendevorming en republiekvlucht. Op republiekvlucht stond de doodstraf, die trouwens pas in 1987 afgeschaft werd in de DDR. En in 1981 was Werner Teske de laatste die de doodstraf kreeg, dit in een volgens het eigen rechtssysteem van de DDR onrechtmatig proces, vanwege onder meer spionage als Hauptman van het Ministerium für Staatssicherheit (MfS).) De vader van mijn oom bekleedde tijdens het proces tegen mijn oom een hoge functie bij de Deutsche Reichsbahn, de spoorwegen. Hij moest onmiddellijk afstand doen van zijn functie en werd uit de Partij gestoten. Dat laatste was zo belangrijk, omdat een partijlidmaatschap noodzakelijk was voor een betere toekomst in de DDR. Mijn oom kreeg na afloop van zijn gevangenisstraf ‘Arbeitsplatzbindung’ (‘gebonden aan de plaats waar hij werkt’). De staat bepaalde daarmee de inrichting van zijn leven. En ook dat van zijn familie, bijvoorbeeld door onverwachte huiszoekingen door het MfS.

Mijn oom woont nu nog steeds waar hij op zijn veertiende woonde, in het nu herenigde Duitsland. En hij neemt de officiële ‘schadevergoeding’ uit principe niet in ontvangst. Deze schadevergoeding is een onderdeel van ‘de rehabilitatie’ zoals het ook bij Walter Janka het geval was. Maar een echt gemeend ‘sorry’ heeft mijn oom nooit te horen gekregen. Daarom voldoet ‘de schadevergoeding’ niet, en lijkt het voor hem te veel alsof er nooit iets is gebeurd.

DE MOEILIJKE WAARHEID
Sorry zeggen is een moeilijke waarheid accepteren, een waarheid waarvan je zou willen dat zij niet bestond. Sorry zeggen betekent nadenken, gevoelens uiten en ontwikkelen. En dat was precies datgene wat het systeem in de voormalige DDR niet kon verdragen en waarvoor de machthebbers bang waren. Had men een ‘sorry’ gekend in de landen van het voormalige Warschaupact, dan waren het andere landen geweest. Als de machthebbers uit de voormalige DDR zelf waar nodig schuld hadden bekend, zoals om wat ze de burgers hadden (en hebben) aangedaan, wat dan? Dan hadden ze erkend dat ze de mensenrechten schonden. Dan hadden ze erkend dat ze net als Rusland een vacuüm hadden gemaakt dat tot imploderen gedoemd was. Het heeft niet zo mogen zijn. Met als gevolg dat de DDR bekend staat om:

• Het feit dat de leiders van de DDR leefden als vorsten, terwijl de boeren of arbeiders in deze boeren- en arbeidersrepubliek niet eens de inheemse producten konden kopen.

• Het ontbreken van contact tussen de staatsleiding en de bevolking.

• Het feit dat de kinderen, scholieren en studenten rekenles en wiskundeopgaven kregen met in de voorbeelden soldaten, tanks en granaten, met als doel een vijandbeeld te ontwikkelen. (Vergelijk de illustraties!)

• Het verbod op reizen buiten de communistische wereld.

• De honderden vluchtende burgers die aan de grens werden doodgeschoten.

• De duizenden burgers die vanwege hun afwijkende politieke opvattingen in gevangenissen werden opgesloten, gemarteld of zelfs ter dood veroordeeld.

• De honderdduizenden burgers die naar het Westen werden verkocht.

• De miljoenen burgers die door de STASI zijn bespioneerd.

• Een onleefbare samenleving.

• Showprocessen…

Is het dan geen tijd? Tijd voor een knieval zoals Willy Brandt die maakte in Warschau op 7 december 1970? Deze knieval was een blijk van de omslag in het denken; hij was dan ook ongecontroleerd, onverwacht, verzoenend en hoopgevend.5 Maar het communisme van de DDR lijkt nog steeds niet toe aan een soortgelijk ‘sorry’.

LAFHEID OM OP TE SCHIETEN
Wie maakt nu de knieval, nu de leiders van de DDR er niet meer zijn? Als bondskanselier Angela Merkel ‘sorry’ zou zeggen namens de leiders van de voormalige DDR, dan zou het een gekunstelde indruk maken. Het is niet echt, hoewel Merkel het waarschijnlijk oprecht zou menen. Maar zij is niet diegene die het zou moeten doen. De belangrijkste voormalige leiders uit de DDR zijn overleden: Erich Honecker en zijn echtgenote Margot, Erich Mielke, Heinz Keßler (minister van Defensie). Keßler is in mei 2017 overleden in de overtuiging dat hij de DDR en haar burgers perfect heeft verdedigd. Weliswaar werd hij tot zeven jaar gevangenisstraf veroordeeld voor de ‘Todesschüsse’ bij de Muur, op burgers die wilden vluchten, maar hij wees die verantwoordelijkheid af door te zeggen: ‘Er is nooit – nooit! – een bevel tot schieten gegeven’.6 In zijn ogen voerde hij een ‘vredesleger’ aan.

Als je dit soort dingen leest, is een gevoel van onpasselijkheid op zijn plaats. Dit is lafheid en domheid van het ergste soort, en dat van een minister van Defensie. Burgers betaalden met hun leven, en Keßler kan niet eens toegeven dat het zo was. Als hij, of anderen, eens welgemeend sorry hadden gezegd en ernaar hadden gehandeld, dan waren er nu veel minder problemen voor de burgers uit de voormalige DDR. Ze hadden zich dan minder hoeven te verdedigen voor de fouten van een staat waarop ze zelf geen invloed hadden, een staat die lijkt te zeggen dat de burgers zelf alles verkeerd hebben gedaan. Want dat beeld wordt in het leven geroepen door de processen tegen voormalige machthebbers van de DDR: onschuldigen worden schuldig verklaard aan de daden van anderen.

Bij wie moeten de burgers erkenning zoeken? Hoe moeten zij hun schuldgevoel verwerken? Dat loslaten wat hen is aangedaan? Bij wie moeten ze hun collectieve gevoelens van minderwaardigheid kwijtraken? Voor deze vragen is nog een andere belangrijke speler uit de geschiedenis van de DDR van belang: Günter Schabowski. Hij is degene die de geschiedenisboeken haalde met zijn ondeugende, maar simpele antwoord op 9 november 1989 op de vraag vanaf wanneer ‘Ausreisen nach der BRD’ (‘vertrekken naar de Bondsrepubliek’) mogelijk was. Zijn antwoord was: ‘…ist das sofort, unverzüglich…’ (‘meteen, onmiddellijk’). In Schabowski’s boek Wir haben fast alles falsch gemacht, die letzten Tage der DDR hoorde ik voor het eerst een andere toon van een voormalige leider van de DDR.

Ik was aanvankelijk razend enthousiast over wat Schabowski schreef met betrekking tot de DDR en de gevolgen van de principes van het systeem voor het goede in de mens. Hij zei ‘sorry’, maar alleen tegen de nabestaanden van de dodelijke slachtoffers aan de muur. Niet tegen de overige voormalige burgers van de DDR. Toen ik mijn oorspronkelijk positieve beeld over Schabowski deelde met een vriend floot hij mij en mijn enthousiasme terug. Hij stelde dat Schabowski zichzelf op de schouders klopte met wat toch al onontkoombaar was. Wat geldt voor zowel het openen van de Muur als door weer te geven dat niet alles aan de DDR echt fantastisch was. Mijn moeder zou tegen Schabowski zeggen: ‘Das haste fein gemacht’ (‘Dat heb je goed gedaan’), zoals men een klein kind aanmoedigt wat stappen te zetten naar de volwassenheid. Maar een echt gevoeld ‘sorry’ is daarmee nog niet uitgesproken.

De processen tegen de voormalige leiders van de DDR hebben niet geholpen in het proces van verwerking van de bevolking. Men moet het zelf maar uitzoeken. Deze processen tegen de voormalige leiders van de DDR moesten vooral niet lijken op hún showprocessen. En juist daardoor zijn het toch een soort showprocessen geworden. Omdat niemand verantwoordelijk bleek. Omdat getoond wordt dat men snel weer vrij over straat kan lopen, na een korte gevangenisstraf. Omdat het nieuwe menslievende systeem van na de Val van de Muur de ziek verklaarde en inmiddels ook al behoorlijk oude verantwoordelijken niet veroordeelt voor dat wat ze hebben gedaan en ook wilden doen. Was mijn oom ook maar zo veroordeeld…

In de film Willkommen bei den Honeckers wordt de magische zin uitgesproken: ‘…Ich will das er sich für alles entschuldigt was er getan hat…’. (‘Ik wil dat hij zich verontschuldigt voor alles wat hij heeft gedaan’).7 Ook in een recensie van deze lm licht men deze scène eruit. Dat raakt. Zo ver zijn we nu. Pas 29 jaar later. Nu nog dit vanuit de lm naar de werkelijkheid overbrengen. Iemand moet de knieval doen. Want ‘sorry’ zeggen hoort bij de groei van de mens, de groei van een samenleving en bovenal in een levende democratie. Sorry is geen gezeur, maar is soms noodzakelijk, met alle consequenties van dien. Daarom sluit ik af met de Europeaan Lord Ralf Dahrendorf: ‘Want de gemeenschappelijke taal die we nu spreken, is niet de taal van het Westen die nu ook door het Oosten is overgenomen; zij is een in de kern universele taal die niemand in het bijzonder en daarom allen samen toebehoort.’8

Bron afbeeldingen (in dezelfde volgorde als de plaatsing):

Mathematik, Lehrbuch für Klasse 2, Volk und Wissen Volkseigener Verlag,
Berlijn, 1970, blz. 17.
Mathematik, Lehrbuch für Klasse 3, Volk und Wissen Volkseigener Verlag,
Berlijn, 1986, blz. 81.
Mathematik, Lehrbuch für Klasse 1, Volk und Wissen Volkseigener Verlag,
Berlijn, 1980, blz. 51.
Mathematik, Lehrbuch für Klasse 2, Volk und Wissen Volkseigener Verlag,
Berlijn, 1970, blz. 78.
1 Arthur Koestler, Darkness at Noon, Penguin, Harmondsworth, 1978, blz. 65, vertaling AF.
2 Walter Janka, Schwierigkeiten mit der Wahrheit, rororo aktuell Essay, Reinbek, 1990.
3 Wolfgang Harich, Keine Schwierigkeiten mit der Wahrheit, dietz verlag Berlin
GmbH, 1993.
4 http://www.herbert-quandt-sti ung.de/pressemeldungen/pressemitteilung_ allensbach_studie_freiheit_und_buergerscha liches_engagement (Geraadpleegd op 10 december 2017). ‘In Ostdeutschland liegt die Freiheit mit 27 Prozent weit abgeschlagen hinter der Gleichheit, für die 57 Prozent votierten.’
5 Onlangs kwam ik de a eelding van Brandts knieval tegen, op de cover van het Duitse tijdschri Der Spiegel, in het Dokumentationszentrum Alltagskultur der DDR in Eisenhüttenstadt.
6 http://www.zeit.de/…/karten-auf-den-tisch-u…/komplettansicht (Geraadpleegd op 16 juni 2017).
7 http://www.daserste.de/unterhaltung/ lm/ lme-im-ersten/videos/willkommen- bei-den-honeckers-video-104.html (Geraadpleegd op 26 november 2017). Op minuut 57.21: ‘… Ich will das er sich für alles Entschuldigt was er getan hat…’
8 Ralf Dahrendorf, Betrachtungen über die Revolution in Europa, in einem Brief, der an einen Herrn in Warschau gerichtet ist, Deutsche Verlags-Anstalt, Stuttgart, 1990, vertaling AF.